Dark Souls Remastered review - Doorsnee remaster van een bijzondere game
“Als ik maar zo schromelijk kon gloeien!”
In deze Dark Souls Remastered review vloekt Carl opnieuw bij de Capra Demon om te zien of de opknapbeurt van last gen-klassieker Dark Souls succesvol is.
Dark Souls sloeg in 2011 in als een bom. Een donkere, complexe en bovenal aartsmoeilijke game die uitgroeide tot een internethit en als zoete broodjes verkocht? De gamewereld wist niet wat haar overkwam. Zeven jaar, dozijnen analyses en talloze imitaties later zet Dark Souls zich opnieuw neer aan een bonfire om zijn verhaal te vertellen. Hoe doe je zo'n geliefde klassieker echter eer aan op een nieuw platform? Volgens ontwikkelaar QLOC door zo min mogelijk te veranderen. Het resultaat is een remaster die wel heel erg braaf binnen de lijntjes kleurt.
De eerste indruk is nochtans ijzersterk. Hoe je het ook wendt of keert: Dark Souls kon technisch niet mee met de designambities van FromSoftware, met als dieptepunt de legendarisch slechte framerate van het origineel. Op de PlayStation 4 en Xbox One is deze remaster dan ook een openbaring. Het mos op de muren van Undead Asylum is prachtig gedetailleerd, de dunne laag mist in Firelink Shrine is bloedmooi, en bovenal verken je Lordran met een vloeiende 60 frames per seconde. Ja, zelfs wanneer de Hellkite draak aan Undead Parish vuur spuwt, of wanneer je de giftige drek en gammele stellingen van Blighttown verkent. Waar de game vroeger soms op een diavoorstelling leek en je het loodje legde door traag reagerende controls, is dat hier niet het geval. De hogere en consistente framerate is dan ook het allergrootste pluspunt van Dark Souls Remastered.
Dat betekent echter niet dat de remaster over de hele lijn technisch perfect is, want er zijn toch enkele opvallende problemen. Het baasgevecht tegen wolf Sif mist om onverklaarbare reden de atmosferische maan. Ook doet dat gevecht de framerate wel naar beneden tuimelen, met logge controls tot gevolg. Bovendien zijn de textures over de hele lijn hit-or-miss. Zoals eerder opgemerkt, zien sommige details er prachtig uit, maar evengoed zien de dieptes naast Undead Burg er nog steeds uit als groen-grijze smurrie. De personages hebben al helemaal geen aandacht gekregen. Undead of niet, het is geen excuus voor de dode ogen waarmee iedereen je aankijkt, noch voor de ware gedrochten van wezens die de character creator consistent aflevert. Schrik niet op wanneer de neus van je personage eerder een texturebrij uitgesmeerd op een gezicht is.
Er zijn nog meer technische problemen. De draw distance is aangepakt om omgevingen vanop een afstand scherper weer te geven. Tegelijk heeft dat echter een heel onaangename bijwerking. Om werkgeheugen te besparen, rendert de game namelijk geen vijanden op die lange afstand. De kantelen en stellingen zijn plots leeg, waardoor je naar kale, levenloze omgevingen zit te kijken. De magie van een imposante, dreigende wereld wordt doorbroken, en in de plaats zie je de touwtjes van de poppenspeler. Dark Souls Remastered lijdt dus aan een gebrek aan aandacht voor detail.
Toch getuigen enkele slimme quality-of-life-aanpassingen wel van inzicht. Om van Covenant te wisselen moet je niet langer van hot naar her lopen, maar ga je gewoon naar een bonfire. Ook kun je eindelijk de controls aanpassen en meerdere consumeerbare items tegelijkertijd gebruiken. Het zijn kleine ingrepen die niet aan de ziel van de game raken en de ervaring net aangenamer maken.
Bovendien verdient QLOC lof om rekening te houden met de mening van de gevestigde community voor enkele nuttige aanpassingen aan de multiplayer. Er is nu Password Matchmaking beschikbaar voor summons, zoals dat ook bij Bloodborne en Dark Souls 3 het geval is. Op die manier speel je snel en vlot met vrienden samen. Ook de hardcore fanbase krijgt enkele vette kluiven toegeworpen. Zo vind je de Dried Finger hier al in Undead Burg in plaats van in de Painted World of Aramis. Liefhebbers van invasions kunnen dus al vanaf het begin hun hart ophalen.
Voorts laat Dark Souls Remastered de oorspronkelijke game ongemoeid, met alle positieve en negatieve gevolgen van dien. Het leveldesign van de game staat na al die jaren nog steeds als een huis. Nieuwe gebieden verkennen, verrast worden door creatieve en dodelijke vijanden, zweethandjes krijgen omdat je in geen tijden een bonfire hebt gezien, en dan plots een shortcut ontdekken die je terug in veiligheid brengt... De manier waarop de gebieden in Lordran op een verrassende en vloeiende manier met elkaar verbonden zijn, blijft een indrukwekkend. Althans, dat is het geval in de eerste helft van de game. Die prachtige interconnectiviteit maakt naar het einde toe plaats voor ongeïnspireerde en lineaire omgevingen, zoals The Duke's Archives en Lost Izalith. De scherpe val in kwaliteit van het leveldesign heeft nog steeds een bittere nasmaak.
De aanwezigheid van de Artorias of the Abyss DLC verzacht die kritiek wel enigszins. Die extra content biedt enkele van de meest memorabele omgevingen en uitdagende baasgevechten uit de hele Souls-reeks, en verdient je onverdeelde aandacht. Let wel op dat je de base game niet eerst per ongeluk uitspeelt, of je moet helemaal opnieuw beginnen om in Oolacile te raken. Nog een structureel minpunt dat deze remaster dus niet verholpen heeft.
Er valt dus heel wat op te merken aan Dark Souls Remastered. De stabiele framerate is de meest waardevolle wijziging op de consoles, terwijl subtiele quality-of-life-verbeteringen iedereen ten goede komen. Het meeste werk is verricht aan de multiplayer, die lessen heeft geleerd uit de latere Soulsborne-games. Vooral hardcore spelers genieten van die aanpassingen. Tegelijk heeft deze remaster weinig aandacht voor detail, met als gevolg enkele lelijke textures en en een draw distance die de magie doorbreken. QLOC importeert ook dezelfde bekende minpunten van het origineel door hondstrouw te blijven aan de formule. Bijgevolg is Dark Souls Remastered de beste versie van deze heel bijzondere game, maar met een minimum aan moeite.
Voor deze Dark Souls Remastered review speelden we op een PlayStation 4 Slim.