Skip to main content

De Geschiedenis van Videogames: Deel 1

Spacewars! De game waar het allemaal mee begon.

Het is een teken van de stijgende alomtegenwoordigheid van videogames dat we elk jaar nieuwe records breken. Elke nieuwe Halo, Grand Theft Auto of Modern Warfare breekt wel één of ander record, of het nu snelst verkopende game aller tijden is, game die al het meeste geld in het laatje opgebracht heeft of simpelweg grootste launch is. Het is ook veelzeggend dat er elke nieuwe generatie wel een console verschijnt die de bestaande grenzen verlegd. De PlayStation 2 bereikte een voorheen ongekend publiek van zo'n 138 miljoen gamers (volgens cijfers uit september 2009), de Wii verbreedde dat publiek naar ouderen en vrouwen en Xbox 360-gamers kopen een ongeziene hoeveelheid software per gebruiker. Videogames zijn nog nooit zo groot geweest.

We komen van ver. Het is alweer bijna vijftig jaar geleden (48 op het moment van schrijven om precies te zijn) dat de eerste videogame werd gemaakt en sindsdien is de wereld sterk veranderd. Omdat we van mening zijn dat je je geschiedenis moet kennen om een helder zicht te hebben op de toekomst, duiken we de komende maanden de archieven in en nemen we de sleutelmomenten van de videogame industrie onder de loep. Het logische startpunt van ons verhaal is 1962, het jaar waarin de allereerste videogame werd gemaakt.

De PDP-1 in al zijn glorie. De computer was relatief klein voor zijn tijd.

Het was de tijd toen de meeste computers nog volledige kamers vulden en in plaats van siliconen grote vacuüm buizen gebruikten. Deze vacuüm buizen waren gemakkelijke slachtoffers voor oververhitting en dus hadden deze enorm ingewikkelde koelingsystemen die soms zelfs een eigen technieker nodig hadden om te kunnen functioneren. Resultaten van berekeningen werden uitgeprint en data werd opgeslagen op ponskaarten. Toch waren er al een paar computers die een meer moderne aanpak hadden en siliconenchips en floppy discs gebruiken. Dat zijn factoren die uiteindelijk wel belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van videogames qua processiekracht en dataopslag, maar het is fair om te zeggen dat de belangrijkste vooruitgang voor videogames de monitor was. In de vroege jaren '60 waren er welgeteld drie universiteiten in de Verenigde Staten die computers met monitors hadden: de universiteit van Utah, Stanford en het Massachusetts Institute of Technology (MIT). Het is in die laatste waar de eerste videogame tot stand kwam.

Niet verschillend van andere universiteiten had MIT studentenorganisaties. Eéntje daarvan was de Tech Model Railroad Club, een studentenclub die voornamelijk bestond uit geeks 'avant la lettre'. Ze waren eerder leergierig dan sportief, discussieerden urenlang over science-fictionboeken, verzonnen eigen jargon zoals 'bunkies' en 'cruft' en droomden van een wereld waarin informatie met iedereen gedeeld werd. Klinkt bekend? 's Nachts dwaalden leden van de TMRC door de gangen van MIT op zoek naar nieuwe machines die ze konden openvijzen en onderzoeken om ermee te leren werken. Het was op een nacht ergens in 1959 dat Peter Samson, een lid van de TMRC, per toeval een IBM 407 ontdekte in het accountinggedeelte van de universiteit. Deze machine was misschien nog geen echte computer maar de mogelijkheden die de IBM 407 bood maakte het al snel een favoriet voor de leden van TMRC.

Steve Russell, de MIT-student die het ingenieuze idee had een interactief programma te schrijven.

Het was pas twee jaar later dat de eerste computers met monitors in gebruik werden genomen op MIT: de IBM 709 en de TX-0. Die eerste genoot de voorkeur van de meeste studenten op MIT maar de leden van de Tech Model Railroad Club, die er plezier in schepten om tegen de stroom in te zwemmen, stortten zich op de TX-O. Deze computer had een monitor, was één van de eerste die transistors gebruikte en was een stuk kleiner dan de competitie. Toch had ook de TX-0 nog steeds zo'n 15 ton aan koelingapparatuur nodig om te beletten dat het systeem zou oververhitten. Het was op deze TX-0 dat een aantal leden zich ontpopten tot ware programmeurs. Aangezien computerprogrammeurs in die tijd zo zeldzaam waren, deelde iedere programmeur zijn vondsten met de rest, die er misschien uit konden leren of het bestaande programma zelfs konden verbeteren. Het schrijven van een nieuw programma, of het verbeteren ervan, kreeg van de TMRC al snel de term 'hacking' als benaming.

In de zomer van 1961 verscheen een nieuw speeltje op MIT: de Programmable Data Processor-1 (PDP-1), een computer die niet alleen een monitor had, maar ook veel goedkoper (amper 120.000 toenmalige dollars) en kleiner (ongeveer de grootte van een auto) was dan de TX-0. De overstap was snel gemaakt.