Free To Play 2014: de ware aard van de indiescene
Bruce en Abbey Games (Reus) schijnen licht op een bijzondere community.
De Benelux is al enkele jaren gebeten door de indiemicrobe. Steeds meer jonge developers steken de handen uit de mouwen en gaan aan de slag met hun eigen visie. Ze worden gedreven door succesverhalen zoals bijvoorbeeld Super Meat Boy, Minecraft of Braid en geïnspireerd door de artistieke eigenheid van die titels. De Nederlanders van Vlambeer en Abbey Games zijn vandaag gevestigde namen in de internationale indiescene. Een Belgische doorbraak ligt ongetwijfeld om de hoek.
Rond het ontspruiten van deze kleine onafhankelijke ontwikkelaars is een ware subcultuur ontstaan. Een community van gelijkgezinden waarbij het sociale contact zich vaak afspeelt rond evenementen en gamejams. De openingsdag van de Free To Play expo was zo'n samenkomst. Op zaterdag 17 mei verzamelen zich in het Designcenter De Winkelhaak te Antwerpen een internationale groep sprekers, met enkele klinkende namen zoals Leigh Alexander (journalist bij Gamasutra, Edge) en Rami Ismael (Vlambeer - Ridiculous Fishing, Luftrausers). Het publiek is divers en bestaat zoal uit andere ontwikkelaars, entrepreneurs die spelen met het idee hun eigen studio te starten of simpelweg liefhebbers.
De presentaties volgen elkaar razendsnel op. Er zijn leukere dingen dan zes uur lang op een stoel zitten luisteren, zeker wanneer achter je rug de games schreeuwen om gespeeld te worden. Toch zie ik rondom mij aandachtige luisteraars. Toegegeven, niet elk onderwerp is even interessant en niet iedereen is een even getalenteerde spreker. Toch blijkt steeds waardevol om te blijven luisteren. Henrike Lode overtuigt me hoe nutteloos klassiek 'edutainment' is en maakt me warm om haar eigen leerrijke game Machineers te proberen. Lucy Morris geeft me een inkijk in het leven van een ontwikkelaar die naar de andere kant van de wereld verhuist om bij gelijkgestemden te zijn. Manuel Kerssemakers gunt me een blik achter de schermen van de ontwikkeling van Reus en spoort de gamers in de zaal aan om trots te zijn op hun passie.
Maar ik zie ook mensen met vragen. Vragen waarmee ze geen weg kunnen. Na elke spreekbeurt is er geen tijd voorzien waarin het publiek weerwoord kan bieden. De ene spreker krijgt zijn applaus en de volgende staat al klaar.
Tijdens één van de korte pauzes vertelt een jonge Nederlandse ontwikkelaar mij dat hij het gevoel heeft "er toch niet helemaal bij te horen." Hij wil gewoon leuke games ontwikkelen en niet de wereld verbeteren. Een geïnteresseerde gamer gaat na twee voordrachten liever een pint drinken en verwijt de sprekers en hun aanhang van snobisme: "inclusiviteit (het willen betrekken van zoveel mogelijk mensen -red) en openheid zijn hun favoriete woorden, maar tegelijk achten ze zich moreel superieur aan de mainstream gamer." Hij ziet deze samenkomst niet meer dan een wedstrijdje "bewijzen wie het meest indie van ons allemaal is."
Verzuring kom je overal tegen, maar toch klinken zijn woorden plots profetisch tijdens de presentatie van Toby Smethurst over zijn doctoraalstudie over trauma's en games. Aan het einde wil hij het over Spec Ops: The Line hebben, een logische keuze voor zijn onderwerp. Toch voelt hij zich genoodzaakt om zich tegenover zijn publiek te excuseren, louter en alleen om de reden dat dit geen indiegame is. Uit de menigte weerklinkt een schertsende "shame on you!"
En plotseling snap ik het: indiegames zijn volwassen geworden. Ze zijn niet langer een creatief product op zich, maar ze zijn de essentie van een subcultuur geworden. Het zijn symbolen geworden van een anti-cultuur die zich afzet tegen niet alleen gevestigde waarden uit de gamesindustrie, maar de samenleving in zijn geheel. Het is een beweging die inzet op meer gesofisticeerd entertainment, die vragen wil plaatsen bij genderrollen en vooroordelen en bovenal inclusief wil zijn. Ze willen niemand buitensluiten en willen games en gaming communities die openstaan voor iedereen ongeacht hun geslacht, afkomst of ideeën. Maar net als elke andere subcultuur heerst er intern een subtiele hiërarchie. Je hebt leiders en volgers, maar ook heel veel buitenstaanders.
De rest van de namiddag kan ik nog genieten van de presentaties (die trouwens binnenkort allemaal te herbekijken zijn op de website van Free To Play), maar toch kan ik me niet ontdoen van de gedachte dat de afstand tussen sprekers en publiek naarmate de avond steeds groter wordt. Verward ga ik te rade bij Manuel Kerssemakers van Abbey Games, de makers van Reus:
En misschien was ik wel wat te zwartgallig. Wanneer ik zie hoe Rami Ismael op een speelse manier benadrukt hoe belangrijk dat respect is voor vreemde culturele gevoeligheden. Als ik Leigh Alexander op een bevlogen manier hoor vertellen hoe de indiescene haar herinnert aan haar jeugdjaren tijdens de revolutionaire vroege jaren negentig. Dan kan ik niet anders dan mezelf laten meeslepen door de positiviteit van hun verhaal. De indiecommunity mag dan soms wat ruiken naar snobisme of een hipstercultuur, één ding is zeker: de missie is in de eerste plaats om positieve verandering te brengen.
Maar er is een gevaar dat door de fixatie op al wat er mankeert aan de gamesindustrie, de eigen aanhangers tegen de borst worden gestoten. Als de indiescene het gamelandschap wil veranderen dan moet niet enkel openheid worden gepredikt, maar ook gepraktiseerd. Als dat lukt en de community niet ten prooi valt aan elitarisme, dan zijn de indies hier om te blijven. Ook in de Benelux. Eurogamer Benelux houdt ondertussen de vinger aan de pols.
Met dank aan aan Manuel De Kerssemakers om ons te woord te staan en aan Ellie Van den Brande en Hannes Devillé voor het delen van hun fotografisch talent.