Skip to main content

Gamesindustrie vandaag - Van studie naar Steam

Samuel op reis in Los Angeles.

Los Angeles. De stad waar dromen gemaakt of gebroken worden. Samuel bracht voor zijn studie een half jaar in de Amerikaanse metropool door. Daar begaf hij zich tussen indie-ontwikkelaars, academici, kunstenaars; mensen die allemaal net even een andere kijk op de gamesindustrie hebben. In de vorige twee artikels keek hij naar de samenkomst tussen games en de academische wereld. Deze keer stelt hij de vraag wat het bestuderen van games nu eigenlijk kan beteken voor het medium.


In de vorige twee artikels hebben we een blik geworpen op de de samenkomst van games en serieus academisch onderzoek. Games worden bestudeerd aan universiteiten, en studieprogramma's geven les aan een nieuwe generatie designers. Toch blijft de vraag: is er vandaag de dag al een directe invloed van de academie op de wereld van games? Een antwoord op die vraag is in eerste instantie moeilijk te vinden. Onderzoek en onderwijs zijn zeker waardevol, maar zijn beide processen die vaak lange tijd nodig hebben om van zichtbare invloed te zijn.

Toch is er een derde verband tussen de academie en games, een samenkomst waarvan de effecten zich nú al kenbaar maken. Zijn invloed valt niet te onderschatten, maar blijft vaak onbesproken. Om hem te vinden, moeten wij echter niet naar de grote industrie kijken. Want wie wil weten hoe de ontwikkeling van games en de academische wereld nu al samenvallen, vindt zijn antwoord bij de moderne indie.

“Luister, hiervoor klim ik gerust op een sinaasappelkistje. Want dat de band tussen de academie en indie games volledig genegeerd wordt, irriteert mij verschrikkelijk. Mensen praten er niet over. Ik begrijp het niet. Ik heb in panels gezeten met mensen van USC wier spel gepubliceerd werd omdat hun professor hen naar Sony bracht, maar dat geven ze gewoon niet toe in het openbaar. Het is om je kapot aan te ergeren, want men kan gerust stellen dat de huidige indie-scene er nooit geweest was zonder diverse soorten academische invloed.” Celia Pearce onderzoekt games al meer dan twintig jaar. Naast het verrichten van onderzoek werkt zij als hoogleraar aan de universiteit en is medeoprichter en organisator van het Indiecade-festival. Voor Pearce zijn de indie en de academie onmiskenbaar met elkaar verbonden; op meer dan één manier.

Niet alleen zijn er nu al veel indies met een academische opleiding, maar de academie speelt ook een belangrijke rol bij het introduceren van indie games aan het grote publiek. Neem bijvoorbeeld Indiecade, 's werelds grootste festival voor onafhankelijke ontwikkelaars. Pearce is één van de oprichters, en heeft sindsdien steevast een bestuursfunctie.

“Bijna iedereen die betrokken is bij het regelen van Indiecade, van de conference voorzitters tot de vrijwilligers, staat op de loonlijst van een academische instituut. Het zou simpelweg niet mogelijk zijn zonder een loonstrook van de universiteit en steun van onze werkgevers. Dus alleen al financieel gezien sponsort de academie Indiecade.” Ze wijst naar een drinkglas, een goodie van Indiecade 2013. “Zie je de sponsors op dit glas? Allemaal scholen.”

Een ander goed voorbeeld is de band tussen Sony en onafhankelijke ontwikkelaars. Jaren geleden, ten tijden van de PlayStation 3, begon Sony met het aanbieden van indie-titels op het Playstation Network. Minder bekend is de invloed van Tracy Fullerton, hoofd van het USC Game Center, op deze gebeurtenis. Onder haar supervisie kwamen studenten uit haar klas in aanraking met Sony.

Een titel als Fl0w, bijvoorbeeld, was destijds één van Sony's paradepaardjes onder de onafhankelijke games. En zoals Pearce vertelt: “Wat de meeste mensen niet weten, is dat Fl0w een masterthesis was. Dat team begon bij USC, en kreeg een deal omdat Tracy Fullerton hen naar Sony bracht. Het zou een goede triviaquiz kunnen zijn: hoeveel titels op het Playstation Network begonnen als masterthesis?”

Ook Frank Lantz, hoofd van het New York University Game Center, is zich goed bewust van de hechte band tussen de academie en de moderne indie. Want, zoals hij zegt, zijn stad New York “lag altijd buiten de mainstream-gamesindustrie. Maar wat we wel hebben is een hoop kleiner spul, rommeliger spul, experimenteel spul. Games die je kunt downloaden, of mobiele games. En gedurende de afgelopen tien jaar bleek dat die marginale plekken meer en meer het centrum werden, niet? De hele industrie is aan het veranderen, en AAA-titels hebben niet langer alleenheerschappij. Wat dat betreft is het de afgelopen vijf of zes jaar een stuk interessanter geworden om in New York games te maken. Die transitie hebben wij geprobeerd te steunen.”

Welke invloed de samenkomst tussen de academie en games zal hebben, staat natuurlijk nog niet vast. Men hoopt te helpen bij het teweegbrengen van een stroomversnelling, die beïnvloedt in hoe wij denken en praten over games. Het streven naar de 'kritische maker' is hier een goed voorbeeld van. Op de lange termijn kan de invloed van de academie leiden tot nog veel meer interessante games - want hoe beter mensen begrijpen hoe games werken, hoe vaker zij met die kennis interessante en nieuwe dingen kunnen doen. En wie wil zien wat de invloed van de academie is op dit moment, hoeft niet verder te kijken dan de moderne indie.

De effecten van een studie naar games zijn dus alles behalve puur theoretisch, en kunnen een belangrijke invloed zijn naarmate games zich meer en meer als een expressief medium ontwikkelen. Wat dat betreft is het dan ook niet onredelijk om de academie te zien als een 'stille kracht': vaak onbenoemd, maar alles behalve onbeduidend.

Lees ook dit