Skip to main content

Retrofiel: Assassin's Creed heeft nog niets aan slagkracht ingeboet

Radicaal.

Vroeger, toen alles beter was... Toen ontwikkelaars nog iets nieuws durfden te doen. In Retrofiel gaat een van de redacteurs van Eurogamer Benelux terug naar de goede oude tijd. Met het oog op de tienjarige jubileum van Assassin's Creed blikt Maarten terug op het eerste deel in de reeks.

“Nothing is true, everything is permitted.” Het zijn woorden die nazinderden, toogfilosofen op de been brachten en internetdiscussies deden afwijken van het eindeloze Call of Duty vs. Battlefield-debat. Het zijn ook woorden die volledig over het hoofd van dertienjarige ondergetekende gingen toen hij Assassin's Creed voor het eerst in zijn PlayStation 3 schoof. Geen nood, je krijgt hier geen hoogdravende, pseudowetenschappelijke analyse van de Creed voorgeschoteld. Wel een terugblik op de opmerkelijke setting en boodschap die de game bevat. Zowel tien jaar geleden als vandaag de dag.

Assassin's Creed was een veelgelaagde ervaring voor me. De onthulling ervan diende haast als tech demo voor de kracht van de nieuwe generatie consoles. Terwijl de game bij release grote ogen wierp door zijn open wereld en enorme mensenmassa's, besloop de onderliggende filosofie je pas tijdens het spelen zelf. In mijn geval gebeurde dat tijdens een tweede playthrough vele jaren later. De grootste punten van kritiek waren een bij momenten stroeve besturing en repetitieve missiestructuur. Toch had Ubisoft een 'next-gen blockbuster' neergezet. Een grafische powerhouse die de Derde Kruistocht op gedetailleerde en overtuigende wijze tot leven bracht. De manier waarop het eeuwenoude conflict werd voorgesteld en de beslissende rol die jij hierin vervulde, kwam in mindere mate aan bod.

In Assassin's Creed kruip je in de huid van Altaïr Ibn La-Ahad, een lid van de ismaëlititsche sekte van de 'Hashashins', omstreeks 1191. De mysterieuze hoofdfiguur is aanvankelijk arrogant, en zijn persoonlijke drijfveren zijn onduidelijk en haast abstract te noemen. Waar latere 'helden' een persoonlijk drama en gevoel voor humor nodig hebben om bij de speler in de smaak te vallen, is het niet altijd duidelijk waarom de Grootmeester-in-spe doet wat hij doet. Waarom stilstaan en in discussie treden met je doelwitten en leermeester, wanneer je daken te beklimmen en wachters te kelen hebt? Voor een titel in zijn genre zadelt Assassin's Creed je behoorlijk op met gewichtige dialogen over de zin van geweld en vrijheid.

De regelmatige cutscenes zijn echter broodnodig. Niet enkel om de directe gebeurtenissen in het verhaal te volgen, maar vooral om de radicale denkbeelden van de obscure Assassins uit de doeken te doen. Hoewel deze tien jaar en minstens even veel sequels later nog voer voor discussie vormen, is de filosofie erachter afgezwakt en toegankelijker gemaakt. De welkome veranderingen in gameplay ten spijt, kwam vanaf Assassin's Creed 2 de nadruk op 'Assassin' te liggen, en minder op 'Creed'. Zo ontleent het debuut bijzonder veel aan de 20ste-eeuwse Sloveense roman Alamut, een verwijzing naar het gelijknamige fort nabij Teheran en niet toevallig je uitvalsbasis in de game. Alamut, dat aan Mussolini werd opgedragen, klaagt blinde indoctrinatie en rekrutering aan. Het hoofdpersonage Ibn Tahir keert zich uiteindelijk tegen zijn leider Hassan-i Sabbah, zoals ook Altaïr tegen Al-Mualim.

Wellicht de meest gewaagde invalshoek van Assassin's Creed is dus dat je de rol van Assassin, de fundamentalistische rebel en gedreven vrijheidsstrijder, op je neemt. Een ietwat wankele materie als religie wordt oppervlakkig behandeld: als Assassin ga je zowel christelijke als islamitische machthebbers te lijf. Getuige ook het opstartscherm van de game dat de multiculturaliteit van het ontwikkelingsteam benadrukt. De drijfveren voor oorlog en verzet tegen een bezetter worden dan weer uitvoerig verkend zonder een direct oordeel te vellen. Geen sinecure om anno 2007 een game rond vrijheidsstrijders in het Midden-Oosten te maken. Gelukkig onderscheidt Assassin's Creed zich door een stereotiepe tweedeling tussen goeieriken en slechteriken te vermijden. Altaïrs persoonlijke ontwikkeling en stijgende kritiek op de Creed maken duidelijk dat Assassins en Templars in feite twee kanten van dezelfde medaille zijn.

Ubisofts levendige interpretatie van het middeleeuwse Acre, Damascus en Jeruzalem is overigens prachtig vormgegeven en door het ingenieuze parkour-systeem bovendien verkenbaar. Nooit eerder was geschiedenis zo tastbaar. Assassin's Creed introduceerde geschiedenis tot een breed publiek en is ook vandaag nog het stokpaardje van gamende geschiedenisfanaten. De betrokkenheid van spelers betekent immers oprechte interesse voor het verleden via een game die nooit volledig accuraat, maar wel authentiek is. Ubisoft zelf beseft dit maar al te goed en trekt voluit de geschiedkundige kaart, zoals de gloednieuwe Discovery Tour Mode in Assassin's Creed Origins aantoont. Assassin's Creed staat voor me synoniem met passie en visie voor geschiedenis.

Het is dan ook betreurenswaardig dat de reeks tegenwoordig als het summum van uitgemolken series wordt beschouwd - hoewel Origins voor een frisse wind zorgde. In één adem wordt het gelijkgesteld met andere zwaargewichten als Call of Duty die naar verluidt over hun hoogtepunt heen zijn. De naam alleen al doet zelfverklaarde 'hardcore' gamers overstag gaan. Hoe baanbrekend of diepgaand de boodschap ook, Assassin's Creed is en blijft in de eerste plaats een AAA-titel die erg vlot speelt. Een historische thriller à la Hollywood, en maar goed ook. Wie weet had dertienjarige ondergetekende de game anders nooit in zijn PlayStation 3 geschoven.

Lees ook dit