Dark Souls
Abandon all hope, ye who press start!
Mocht de ondertitel van dit stuk je iets anders doen denken: Dark Souls is wel degelijk een magistraal spel. En dan bedoel ik ook echt een meesterwerk. Maar laat ik niet voor mezelf uitlopen. Het wordt al moeilijk genoeg. Het wordt zelfs vechten voor elke centimeter, opnieuw en opnieuw.
Om met de deur in huis te vallen: Dark Souls is het grotere, betere en meer vervelende broertje van Demon's Souls. Niet dat je daar ooit aan zou kunnen twijfelen. De titel doet je er al aan denken, en zodra de intro begint te spelen ben je er helemaal zeker van. De donkere stijl die je transporteert naar een kampvuur, waar iemand een duister griezelverhaal verteld. In een wereld waar magie, demonen, draken en ander ongure schepsels de plak zwaaien, heerst een nieuwe plaag. De doden lopen steeds meer en meer rond. Niet alleen maakt je oom Eduard die dure begrafenis meteen weer ongedaan, hij is plots meer geïnteresseerd in je brein dan je nieuwjaarsbrief.
Dark Souls maakt je onmiddellijk duidelijk dat het hier niet over een heldhaftig, vrolijk verhaal gaat, waar je met een brede glimlach en een kort kapsel automatisch de wereld zal redden. Je begint namelijk meteen als een dode. Je kan nog rondlopen, denken, springen en vechten, maar je bent dood. Oftewel "Hollow". Je kiest een klasse; een beer van een Krijger, een lenige Dief, een gewiekste tovenaar… De keuze is aan jou, maar daar het stopt het niet. Hoewel het duur is om je personage te doen levelen, en het bloed, zweet en tranen kost, kan je van je personage een hybride maken zoals je dat zelf wil. En dat is het eerste teken dat Dark Souls je een ongelooflijk uitgebreid avontuur gaat aanbieden.
Die diepgang zit gelukkig niet alleen verweven in het ontwikkelen van je personage. De omgevingen, de doelen (heilige artifacten die de wereld kunnen redden, vier grote eindbazen,…), de mogelijkheden qua wapens, spreuken, uitrusting. Over alles is verschrikkelijk veel nagedacht. Maar voor elke belofte, elke mogelijkheid betaal je driedubbel in uitdaging. Dit is geen spel meer. Dit is een proefstuk. Dit is… Sparta! Nee, dit is waar Spartanen eindigen als ze stout zijn geweest. Dit is wat er met de Boeman gebeurd als hij zijn werk niet doet. Dit is de hel, en niets minder dan dat.
Ondergetekende heeft meer dan een dag gespendeerd aan een bijzonder moeilijke vijand. Dat lees je goed: geen eindbaas. maar een gewone vijand. Nochtans zijn het vecht- en besturingssysteem erg simpel, en heb je na een korte tutorial alles onder de knie. Lopen, springen, slaan, harder slaan, verdedigen en counteren. Dat is het. Maar de timing en strategie onder de knie krijgen zal je veel langer kosten dan bij eender wel spel. En ook je weg naar het eindpunt vinden is niet van de poes.
Dat had je bij Demon's Souls ook. Geen idee van waar je nu eigenlijk naartoe moest. Je kon met gemak uren rondlopen, met alle macht vechten tegen alles wat je tegenkwam, om te ontdekken dat je eigenlijk terug moet. Hier is dat iets minder zo. Toegeven, je hebt geen echte uitvalbasis meer. Er is geen nexus, geen plaats waar je écht veilig bent. En een pauzeknop is er ook niet. Als je van uitrusting wil wisselen, moet je of bijzonder snel zijn, of zéker zijn dat alles in de omgeving dood is. En de checkpoints zijn zeldzaam en liggen ver uiteen. Héél ver. Maar je weet wel wat je aan het doen bent. En waar je heen moet. Dat je er niet geraakt, is iets helemaal anders.